‘Alsof ze schilderden met hun kwast tussen hun tenen’, zo werden vrouwelijke schilders door de allereerste kunstcritici in de Renaissance bekeken. Iedereen verwonderde zich over de Sixtijnse Kapel van Michelangelo, Da Vinci’s Mona Lisa en het melkmeisje van Vermeer, maar van een schilderende vrouw stond men pas echt perplex. Tegenwoordig kunnen weinig mensen ook maar één enkele naam van een vrouwelijke schilder noemen. Hun erfenis is volledig uit de geschiedenisboeken gewist. In dit artikel zal ik niet alleen enkele vrouwelijke schilders introduceren, ik zal ook ingaan op de vraag waarom er maar zo weinig vrouwen professioneel schilderden en waarom wij ze nu niet meer kennen. Eeuwenlang werden vrouwen op allerlei manieren uitgesloten van de kunstwereld. Toch wisten een aantal vrouwen uit te groeien tot hooggewaardeerde schilders, ondanks de vele obstakels die zij op hun pad tegenkwamen.

/ door Ellen Schuurman /

 

Onzichtbaar

Een veel gehoorde opmerking is: ‘Als er geen bekende vrouwelijke schilders zijn, dan zullen ze wel niet goed genoeg geweest zijn.’ Hier zit een kern van waarheid in, maar het is ook te simplistisch gesteld. De reden voor het lage aantal vrouwelijke schilders ligt namelijk niet per se bij het individu, maar bij een samenleving met sterke sociale wetten. Het verschil tussen mannen en vrouwen was in de Renaissance erg duidelijk: het publieke leven was het domein van de man, het leven in huis dat van de vrouw. Dit zorgde ervoor dat vrouwen eigenlijk niet zichtbaar waren. Ze werden geacht vooral binnen te blijven, om daar het huishouden en de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Hoewel mannelijke schilders graag en met grote regelmaat vrouwen op hun doeken weergaven, was het niet sociaal geaccepteerd dat vrouwen zelf het vak zouden beoefenen. Alles was erop gericht om vrouwen zoveel mogelijk uit te sluiten van het schilderen. Ze hadden minder toegang tot opleidingen, mochten geen naaktmodellen bestuderen om kennis van de menselijke anatomie op te doen, en werden geweerd van kunstacademies. Hierdoor was het voor vrouwen extreem moeilijk om op hoog niveau te leren schilderen.

Het is een klein wonder dat er toch vrouwen zijn geweest die het wel is gelukt om kwalitatief goede schilders te worden. Vaak had dit ermee te maken dat ze veel steun kregen van hun familie. Hoewel het voor vrouwen eigenlijk not done was om carrière te willen maken, en dan al helemaal in de eclectische wereld van de kunst, waren er toch ouders die hun dochters ondersteunden om hun talent te ontwikkelen. Veel van de bekende vrouwelijke schilders hadden een vader die schilder was, waardoor ze van kinds af aan de kneepjes van het vak leerden in zijn atelier. Anderen kwamen uit welgestelde gezinnen die de mogelijkheid hadden om de dure aangelegenheid van het in de leer gaan bij een schilder te kunnen bekostigen. Vrouwen waren voor hun opleiding dus erg afhankelijk van de rijkdom en welgezindheid van hun ouders. Dit verklaart waarom bekende vrouwelijke schilders in de Renaissance zo zeldzaam waren. De mogelijkheid om je te kunnen ontwikkelen als schilder behoorde uitsluitend toe aan geprivilegieerde vrouwen. Toch moet ook hun durf en lef geroemd worden. Door aan een carrière als schilder te beginnen gingen deze vrouwen in tegen de heersende normen van hoe een vrouw geacht werd zich te gedragen. Door de sprong te wagen en vol voor hun passie te gaan, tilden zij de schilderkunst naar een hoger plan.

 

De Florentijnse Renaissance

In Italië vond de Renaissance haar oorsprong en bloeiden alle takken van de kunst in deze periode tot grote hoogte op. Hoewel de aandacht nog steeds met name uitgaat naar de mannelijke kunstenaars, ontstaat er tegenwoordig steeds meer waardering voor het belang van vrouwelijke schilders in deze periode. Ze worden geroemd om de realistische manier waarop zij vrouwfiguren schilderden. In vergelijking met hun mannelijke collega’s gaven zij vrouwen een veel prominentere rol op het doek, met expressieve gezichtsuitdrukkingen en haast voelbare emoties. De Italiaanse vrouwen schilderden zoals gebruikelijk in die tijd vooral Bijbelse en mythische taferelen, maar vertelden deze verhalen vanuit het perspectief van de vrouw, wat revolutionair was. Ze gaven vrouwen dus een stem in de kunst.

De allereerste bekende vrouwelijke schilder van Italië werd geboren in Florence in 1524. Ze was een telg uit de rijke koopmansfamilie Nelli en ging op haar veertiende het klooster in, waar ze de naam Zuster Plautilla aannam. Het klooster Santa Caterina da Siena volgde de leer van een Dominicaanse broeder die er veel belang aan hechtte dat de nonnen leerden tekenen en schilderen om zo het christendom te verspreiden. Daardoor werd het klooster een middelpunt van religieuze vrouwelijke kunstenaars, van wie Plautilla Nelli (1524-1588) de meest getalenteerde was. De nonnen kregen geen professionele schilderles. In plaats daarvan leerde Nelli het vak door meesterwerken te bestuderen van andere kunstenaars die ze overal in Florence tegenkwam. Op haar vijfendertigste schilderde ze zelf grote kunstwerken die ze daarna verkocht, mogelijk zelfs aan adellieden. Eén van haar bekendste werken is een zeven meter lang schilderij van het Laatste Avondmaal.

 

Afbeelding 1 Plautilla Nelli, ‘Het Laatste Avondmaal’, 16e eeuw (geen exact jaartal bekend), Basilica of Santa Maria Novella, Florence, wordt op dit moment gerestaureerd. Bron: Wikimedia Commons.

 

De vrouwelijke schilder die tijdens haar leven waarschijnlijk het meest gewaardeerd werd is Sofonisba Anguissola (1532-1625). Als maker van portretten en historische werken reisde ze door heel Italië, waardoor ze bekendheid verwierf en met belangrijke personen in contact kwam. In Rome ontmoette ze Michelangelo, met wie ze lange tijd bleef corresponderen, en ze werkte een tijd als hofdame en portretschilder aan het hof van de koning van Spanje. Al op jonge leeftijd werd Anguissola gezien als een soort wonderkind. Ze kon prachtig tekenen en daarom stuurde haar vader haar samen met haar zus in de leer bij een schilder. Het was erg ongebruikelijk voor meisjes om zo’n opleiding te krijgen, maar Anguissola’s adellijke ouders waren progressieve humanisten die vonden dat ook hun dochters kans moesten krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Net als Plautilla Nelli werd ook Sofonisba Anguissola geroemd om haar expressieve manier van schilderen. Daarnaast stond ze bekend als een wijze, intellectuele vrouw. Op latere leeftijd verloor ze haar zicht, waardoor schilderen onmogelijk werd. Vanaf dat moment legde Anguissola zich toe op het onderwijzen van jonge kunstenaars, waaronder de later wereldberoemde Anthony van Dyck.

Geen enkele vrouwelijke schilder is op dit moment internationaal bekender dan Artemisia Gentileschi (1593-c.1652). In 2016 opende in het Palazzo Braschi in Rome een grote tentoonstelling met haar werken. Met haar Caravaggiaanse schilderstijl en krachtige, heroïsche Bijbelse vrouwfiguren wordt Gentileschi gezien als een van de belangrijkste schilders van haar generatie. Haar vader Orazio was zelf schilder. In zijn werkplaats kwam Gentileschi voor het eerst met verf en kwasten in aanraking en groeide ze uit tot een hooggewaardeerd kunstenaar. Ze was de eerste vrouw die toegelaten werd tot de Academie der Schone Kunsten in Florence. Net als veel vrouwelijke schilders moest Gentileschi echter grote obstakels overwinnen om carrière te kunnen maken. Ze werd verkracht door haar leermeester, een vriend van haar vader, en dit liet diepe sporen na op zowel haar reputatie als op haar persoonlijke leven. Gedurende deze periode schilderde ze een van haar meesterwerken, Susanna en de oudsten. Een ander beroemd schilderij is haar Judith onthoofdt Holofernes, waarbij vooral de kracht van Judith en de samenwerking met haar dienstmeid opvallen. Met haar sterke vrouwfiguren wordt Gentileschi door feministische kunsthistorici gezien als een toonbeeld van de re-interpretatie die vrouwelijke schilders aan bestaande taferelen gaven.

 

 

Afbeelding 2 Artemisia Gentileschi, ‘Judith onthoofdt Holofernes’, c. 1614-20, Florence, Palazzo Pitti. Bron:
Wikimedia Commons.

 

Hollandse vrouwen met internationale allure

Ook in Nederland speelden vrouwelijke schilders een belangrijke rol in de ontwikkeling van de kunst. Het stilleven, een typisch genre van de Lage Landen, werd veelal door vrouwen uitstekend beheerst. Twee van hen sprongen er hierbij uit. Maria van Oosterwijck (1630-1693) kwam uit een familie van kunstschilders, maar pas op haar dertigste ging ze zelf in de leer. In 1666 verhuisde Maria naar Amsterdam, waar ze de assistente werd van stillevenschilder Willem van Aelst. In zijn atelier ontwikkelde Van Oosterwijck zich tot een schilder van internationale allure. Ze stond vooral bekend om haar zeer gedetailleerde bloemstillevens. In de hortus botanicus zocht ze naar zeldzame bloemen om te kunnen vereeuwigen. Haar werken waren zeer gewild en werden verkocht aan staatshoofden en adellieden, van Zonnekoning Lodewijk XIV en keizer Leopold I van Oostenrijk, tot Cosimo de’Medici en Willem III van Engeland. Dankzij de inkomsten uit haar schilderijen kon Maria zelfs een pand aan de Keizersgracht kopen. Constantijn Huygens schreef in 1677 een lofdicht over haar: ‘Maria van Oosterwijck staat op zeldzame hoogte en kent haar gelijke niet.’ Maria leidde ook andere vrouwelijke schilders op, waaronder haar voormalige dienstmeid Geertje Pieters en een andere zeer talentvolle leerling van Willem van Aelst: Rachel Ruysch.

 

 

Afbeelding 3 Maria van Oosterwijck, ‘Vaas met tulpen, rozen en andere bloemen met insecten’, 1669, Amsterdam, Denver Art Museum. Bron: Wikimedia Commons.

 

Rachel Ruysch (1664-1750) groeide op in een bijzonder gezin. Haar vader was een bekende anatomicus die een grote verzameling zeldzame flora en fauna bezat. De familie van haar moeder bestond uit veel schilders, waardoor Ruysch al op jonge leeftijd in aanraking kwam met zowel de schilderkunst als met dieren en planten. Ze toonde zoveel aanleg als stillevenschilder dat haar ouders haar in de leer deden bij Willem van Aelst. Het is goed mogelijk dat haar opleiding grotendeels door Maria van Oosterwijck werd uitgevoerd. Ruysch schilderde het liefst bosgrondjes en composities met bloemen. Doordat bloemstillevens immens populair waren in Nederland gedurende de Gouden Eeuw werden haar levendige, kleurrijke werken direct opgemerkt. Ruysch bevond zich in de luxepositie dat haar schilderijen voor zulke hoge bedragen over de toonbank gingen, dat zij kon leven van het maken van slechts enkele werken per jaar. Onder haar clientèle bevonden zich onder andere Cosimo de’Medici en Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts. Als moeder van tien kinderen moet Ruysch een zeer druk leven hebben gehad, maar desondanks bleef zij schilderen tot haar dood op 86-jarige leeftijd.

Hoewel vrouwen als Maria van Oosterwijck en Rachel Ruysch een grote invloed hebben gehad op de schilderkunst, is er één vrouw die nog meer haar stempel wist te drukken. In 1633 werd Judith Leyster (1609-1660) als eerste vrouw in de westerse wereld erkend als meesterschilder. Het is een klein mysterie hoe zij zich tot schilder heeft ontwikkeld, aangezien ze niet uit een kunstenaarsfamilie kwam. Feit is dat ze op haar negentiende in haar geboorteplaats Haarlem al bekend stond als supertalent dat zich kon meten met de beste mannelijke schilders. De stijl van Judith Leyster lijkt erg op die van Frans Hals. Hun schilderijen komen op het eerste gezicht zo sterk overeen dat enkele van Leysters werken ooit foutief zijn toegewezen aan Frans Hals. Aangezien Judith haar werken met alleen de letter ‘J’ signeerde, werd ook ooit gedacht dat Frans Hals misschien een onbekende broer Jan had. Leyster schilderde vrolijke genretaferelen. De mensen in haar werken hadden vaak levendige gezichtsuitdrukkingen en nonchalante poses. Voor zover bekend is Judith Leyster de enige vrouw die schilderijen met moderne figuren maakte, in plaats van mythologische en Bijbelse taferelen of stillevens. Helaas zijn er maar weinig van haar schilderijen bewaard gebleven, waarschijnlijk omdat ze ook maar relatief kort als schilder werkte. In 1635 trouwde ze met kunstschilder Jan Molenaer, waarna ze het schilderen vaarwel zei en in zijn atelier waarschijnlijk de boekhouding en kunstverkoop voor haar rekening nam. Na haar huwelijk heeft Judith Leyster geen schilderijen van haarzelf meer op de markt gebracht.

 

 

Afbeelding 4 Judith Leyster, ‘Zelfportret’, Haarlem, 1633, National Gallery of Art in Washington D.C. Bron:
Wikimedia Commons.

 

Passie voor de kunst

De bovengenoemde vrouwelijke schilders waren een zeldzaamheid in een wereld die weinig ruimte liet voor vrouwen om hun talenten te ontwikkelen. Het was niet de bedoeling dat zij carrière zouden maken, maar dat zij thuis zouden blijven om voor man en kinderen te zorgen. Toch durfden enkelen van hen de revolutionaire stap te zetten naar een onconventioneel leven als professioneel schilder. Deze vrouwen bevonden zich vaak in een omgeving waarin ze gestimuleerd werden tot zelfontplooiing, zoals een progressief klooster of een familie die ondersteuning bood. Het overgrote deel van deze vrouwelijke schilders is al lang uit onze de geschiedenisboeken verdwenen, maar dankzij historisch onderzoek worden zij tegenwoordig steeds meer ‘herontdekt’. De groeiende aandacht zorgt voor nieuwe tentoonstellingen die het belang van deze vrouwen voor de schilderkunst aantonen. Met alle obstakels op hun weg is het eigenlijk een wonder dat er überhaupt vrouwen zijn geweest die zich konden meten met de beste mannelijke schilders. Deze vrouwen kozen niet voor de makkelijkste weg, maar volgden hun hart dat leidde naar hun grote passie voor de kunst.

 

Ellen Schuurman (1991) is publiekshistorica met een passie voor vrouwengeschiedenis. 

 

Belangrijkste bronnen

  • J. Dabbs (ed.), Life Stories of Women Artists, 1550-1800. An Anthology (Farnham 2009).
  • M. Garrard, ‘Here’s Looking At Me: Sofonisba Anguissola and the Problem of the Women Artist’, Renaissance Quarterly 47:3 (1994), 556-622.
  • M. Garrard, ‘Repositioning Plautilla Nelli’s Lamentation’, Conversations. An Online Journal of the Center for the Study of Material and Visual Cultures of Religion (2014). Doi: doi:10.22332/con.ess.2014.1.
  • G. Greer, The Obstacle Race. The Fortunes of Women Painters and Their Work (Londen 1979).
  • N. Janssen, ‘Oosterwijck, Maria van (1630-1693), Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/oosterwijck (geraadpleegd 21 februari 2018).
  • E. Kloek, ‘Leyster, Judith (1609-1660), Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/Leyster (geraadpleegd 21 februari 2018).
  • L. Kooijmans, ‘Ruysch, Rachel (1664-1750), Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/Ruysch,%20Rachel (geraadpleegd 21 februari 2018).
  • L. Nochlin, ‘Why Have There Been No Great Women Artists?’, in: L. Nochlin, Women, Art and Power and Other Essays (New York 1989), 145-178.
  • A. Tummers, Judith Leyster. de eerste vrouw die meesterschilder werd (Haarlem 2009).

 

Video