In de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog was voor verzetsvrouwen jarenlang geen aandacht. In het tijdsbeeld van de oorlogsjaren kregen vrouwen traditionele taken toebedeeld. De vrouw was vooral huisvrouw en toch zeker geen verzetsstrijdster die actief de wapens oppakte voor de strijd. Deze conventionele denkbeelden boden tijdens de oorlog echter de perfecte dekmantel: veel vrouwen pleegden passief verzet in de vorm van bijvoorbeeld koerierswerk. Vrouwen werden veel minder snel dan mannen verdacht van het uitvoeren van illegale activiteiten. De traditionele gender verdeling veranderde daardoor, waarbij de vrouw zich losmaakte van het stereotype beeld van de huisvrouw.

/ Tessa Mulders /

 

Dat echter ook vrouwen er niet voor terug deinsden om zich aan te sluiten bij het gewapend verzet in Nederland, bewezen de verzetsdaden van Freddie en Truus Oversteegen (1925, 1923-2016). Ze waren nog kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, slechts veertien en zestien jaar. Opgevoed door hun alleenstaande moeder kregen de zussen hun idealisme met de paplepel ingegoten; hun moeder was fervent communiste en al voor de Duitse bezetting van Nederland bood huize Oversteegen met enige regelmaat onderdak aan Joodse onderduikers.

Na de Nederlandse capitulatie op 10 met 1940 waagden de zussen zich aan geweldloze vormen van verzet. Zo boden de vrouwen niet alleen hulp aan onderduikers, ook verspreidden zij illegaal drukwerk. Wanneer Freddie en Truus Oversteegen in 1941 door Frans van der Wiel, leider van de Haarlemse afdeling van de Raad van Verzet benaderd worden om zich aan te sluiten bij de verzetsgroep, is van enige twijfel van de zijde van de zussen nauwelijks sprake. De Duitse bezetting en de onderdrukking van Joden en politieke opponenten zorgden ervoor dat Freddie en Truus Oversteegen de overstap maakten naar het gewapend verzet.

 

Afbeelding 1: Hannie Schaft tegen het einde van de jaren ’30-begin jaren ’40. Exacte datering onbekend, evenals locatie en fotograaf. Afkomstig uit de collectie van Verzetsmuseum Amsterdam. Bron: Wikicommons.

 

Het meisje met het rode haar

Ook Hannie Schaft (1920-1945) meldde zich als vrijwilligster bij de verzetsgroep. Schaft, geboren als Jannetje Johanna Schaft was van oorsprong een Haarlemse, maar verhuisde naar Amsterdam om daar rechten te studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ook Schaft kreeg socialistische waarden van thuis uit mee, haar politiek bewustzijn was reeds op jonge leeftijd gevormd. In haar studententijd raakte Schaft bevriend met twee Joodse medestudentes, wat haar overtuiging in de haat tegen de Duitse bezetter versterkte. Naarmate de anti-Joodse verordeningen steeds verder uitbreidden, werd Schaft steeds actiever in haar verzetsdaden. Zo stal Schaft persoonsbewijzen om aan onderduikers door te sluizen en stelde ze pakketjes samen ter verzending aan onder meer doorgangskamp Westerbork. De loyaliteitsverklaring die elke Nederlandse universitaire student in 1943 diende te ondertekenen, veranderde echter alles. Het attest verplichtte elke student om loyaal te zijn aan de Duitse bezetter, geen verzet te plegen en elke bepaling op te volgen. Schaft weigerde, net als de meerderheid van de studenten en verliet Amsterdam om weer bij haar ouders in Haarlem te gaan wonen.

In diezelfde zomer zocht Schaft met succes contact met de net opgerichte Haarlemse Raad van Verzet, waarna ze zich vol overtuiging aansloot bij de ondergrondse. Schafts eerste opdracht bestond uit het opzoeken van Freddie en Truus Oversteegen, die op dat moment ondergedoken zaten in Enschede. Omdat de Duitsers naar hen op zoek waren, hadden de zussen geen vaste verblijfplaats meer en zwierven ze van schuilplaats naar schuilplaats. Aan Schaft de taak om Freddie en Truus Oversteegen veilig terug naar Haarlem te begeleiden.

De verschillen tussen de zussen Oversteegen en Schaft waren onmiskenbaar. Freddie en Truus waren enkele jaren jonger en afkomstig uit een lager milieu. Schaft daarentegen was al in haar twintiger jaren en maakte als voormalig Amsterdamse studente een behoorlijk deftige indruk op Freddie en Truus Oversteegen. Desalniettemin groeide er toch een vriendschap uit tussen de drie vrouwen, gesterkt door hun gezamenlijke idealen. Bovendien had Schaft veel respect voor het verzetswerk van de andere twee vrouwen.

De vrouwen voerden voor de illegaliteit verschillende taken uit. Zo brachten ze illegaal drukwerk rond, verspreidden ze wapens en verzamelden ze inlichtingen over Duitse verdedigingswerken. Het opblazen van bruggen en de sabotage van Duitse bevoorradingsplekken behoorde ook tot hun takenpakket. Ook droegen de vrouwen er zorg voor dat onderduikers veilig naar nieuwe onderduikadressen gebracht konden worden. De zussen Oversteegen en Schaft namen deel aan geheime schietlessen, ter voorbereiding aan de liquidaties die de vrouwen later zouden plegen.

Waar Freddie Oversteegen veelal belast was met het voorbereidend werk voor de liquidaties, waren Truus Oversteegen en Hannie Schaft vooral bezig met de uitvoer van de executies van verraders. Dat dit werk niet zonder gevaar voor eigen leven was, bleek wel uit de vele keren dat de vrouwen moesten onderduiken. Zo zocht Truus Oversteegen gedurende de oorlog haar toevlucht tot eenenvijftig verschillende onderduikadressen. Truus Oversteegen was samen met Hannie Schaft onder andere betrokken bij de liquidatie van Willem Zirkzee op 1 maart 1945. Zirkzee was een foute agent van de politie en tevens lid van de nazi-gezinde Nationaal-Socialistische Beweging. Twee weken later, op 15 maart 1945, executeerde het duo Ko Langendijk. Langendijk, van beroep kapper, was tevens werkzaam voor de Sicherheidsdienst, de Duitse inlichtingendienst. De SD’er overleefde de aanslag ternauwernood, maar zijn gezondheid voorkwam dat hij zijn werkzaamheden voor de bezetter nog langer kon uitvoeren.

In hun verzetswerk gebruikten de vrouwen hun vrouwelijkheid als troef. Zo zochten Truus Oversteegen en Schaft bewust contact met Duitse soldaten in het zwembad om vervolgens informatie los te krijgen. Door gebruik te maken van hun charmes wisten de vrouwen de soldaten belangrijke inlichtingen te ontfutselen, die later in het voordeel van de verzetsgroep kon worden gebruikt. Ook binnen de Haarlemse Raad van Verzet bleek de aanwezigheid van vrouwen in hun midden in hun voordeel. Om niet op te vallen tijdens verkenningen of tijdens een actie zelf, speelden de vrouwen meerdere malen een verliefd stelletje met hun mannelijke collega’s, om zo niet verdacht over te komen en geen aandacht te trekken.

Nadat in september 1944 de drie grootste verzetsbewegingen van Nederland, Raad van Verzet, de Ordedienst en de Landelijke Knokploegen, gecentreerd werden onder bevel van Prins Bernard in de Binnenlandse Strijdkrachten, ontstonden bij Freddie en Truus Oversteegen de eerste twijfels over hun werkzaamheden voor de ondergrondse. Waar de vrouwen eerder vastberaden waren in hun besluit om te vechten voor de goede zaak als echte verzetsstrijdsters werd de herstructurering van het verzet met argusogen bekeken. Niet alleen was het beleid binnen de Binnenlandse Strijdkrachten in de ogen van de communistische vrouwen te rechts, ook ontstond er twijfel over de uit te voeren liquidaties.

Tijdens een controle en wegversperring op 21 maart 1945 werd Hannie Schaft gearresteerd toen bleek dat ze het illegale blad De Waarheid en een wapen bij zich droeg. Schaft werd door de Duitsers beschouwd als terroriste en haar rode haren leverden haar de bijnaam het meisje met het rode haar op. Ondanks dat Schaft had geprobeerd om haar uiterlijk te veranderen, door van haarkleur te veranderen en een bril te dragen, werd Schaft op het politiebureau toch herkend als de beruchte verzetsstrijder. Pogingen van Truus Oversteegen om Schaft uit de gevangenis te bevrijden mochten niet baten, drie weken voor de bevrijding werd Schaft gefusilleerd in de duinen van Bloemendaal. De kogels die Schaft doodden, waren afkomstig uit het pistool van SD’er Maarten Kuiper, die eerder ook betrokken was bij de arrestatie van de onderduikers uit het beroemde Achterhuis. Schaft was de enige verzetsvrouw in Nederland die gedurende de oorlog werd geëxecuteerd.

Freddie en Truus Oversteegen overleefden de oorlog. In de tussenliggende weken tussen de executie van Schaft en de bevrijding hielden de zussen Oversteegen zich gedeisd. Tijdens de eerste momenten van de bevrijding haastte Truus Oversteegen zich op de fiets naar Amsterdam. De gevangenis aan de Amstelveenseweg vormde haar bestemming, in de hoop Schaft daar alsnog levend aan te treffen. Die hoop bleek tevergeefs, Schaft was immers enige weken daarvoor al doodgeschoten. Na de bevrijding werkten zowel Freddie als Truus Oversteegen enige tijd voor de Politieke Opsporingsdienst. In die hoedanigheid onderzochten de zussen Oversteegen mensen die gecollaboreerd hadden met de Duitsers.

 

Afbeelding 2: Herdenking van Hannie Schaft op erebegraafplaats Overveen, 26 november 1978. (Fotograaf Koen Suyk) Afkomstig uit fotocollectie Anefo (http://proxy.handle.net/10648/acc04db0-d0b4-102d-bcf8-003048976d84)

 

Erkenning of verbanning?

Schaft vond haar definitieve rustplaats op 27 november 1945, toen zij met militaire eer werd herbegraven op de Erebegraafplaats Bloemendaal. Postuum ontving Schaft het Verzetskruis 1940-1945 en de Amerikaanse onderscheiding Medal of Freedom. De erkenning voor het verrichte werk van Schaft was echter van zeer korte duur. De Koude Oorlog maakte dat Schaft niet alleen in de vergetelheid raakte, maar dat de herinnering aan haar daden ook bezoedeld werden. Uit angst dat Schaft uitgroeide tot een boegbeeld voor het communisme werd in 1951 zelfs haar jaarlijkse herdenkingsbijeenkomst ernstig verstoord. In opdracht van de Nederlandse staat werd zowel de politie als het leger ingezet om de herdenkingsstoet van duizenden mensen tegen te houden met pantserwagens. Zeven mensen die aan het einde van de dag toch een mogelijkheid zagen om bloemen op het graf van Schaft te leggen, werden gearresteerd en later veroordeeld wegens het betreden van onbevoegd terrein.

Op erkenning van hun verzetsdaden moesten Freddie en Truus Oversteegen eveneens lang wachten. Pas in 1998 werd de 75-jarige Truus Oversteegen benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en beide zussen ontvingen in 2004 het Mobilisatie-Oorlogskruis. In de jaren na afloop van de Tweede Wereldoorlog legde Truus Oversteegen zich toe op het vervaardigen van beeldhouwwerken. Ze putte hierbij inspiratie uit haar eigen oorlogservaringen. Zo was ze verantwoordelijk voor een standbeeld voor Leidse verzetsstrijdsters en creëerde ze het bronzen beeld Vrouw in Verzet. Dit monument ter nagedachtenis aan Hannie Schaft onthulde prinses Juliana op 3 juni 1982 in het Haarlemse Kenaupark.

 

 

Afbeelding 3: Truus Oversteegen (links) en prinses Juliana bij de onthulling van het standbeeld ‘Vrouw in Verzet’, 3 mei 1982, Haarlem. Fotograaf Hans van Dijk. Afkomstig uit fotocollectie Anefo (http://proxy.handle.net/10648/ad1687fc-d0b4-102d-bcf8-003048976d84).

 

Vrouwen in verzet

De bezetting maakte dat Freddie en Truus Oversteegen hun jeugd verloren. Toen de oorlog uitbrak waren de twee verzetsstrijdsters nog kinderen, maar door omstandigheden stonden zij al snel voor volwassen keuzes. Samen met Hannie Schaft vormden zij de vrouwelijke kern van de Haarlemse verzetsgroep. Ze maakten dankbaar gebruik van het gegeven dat vrouwen veel minder snel verdacht werden van het doen van illegaal werk. Door gebruik te maken van hun vrouwelijkheid wisten de verzetsstrijdsters belangrijk werk voor de ondergrondse te verrichten.

Hoewel er in Nederland veel vrouwen actief waren in het ongewapend verzet, kozen maar weinig vrouwen ervoor om daadwerkelijk de wapens op te pakken. Deze drie vrouwen maakten die keuze bewust wel, om zo te strijden voor hun idealen. Dat de zussen Oversteegen en Schaft bereid waren te sterven voor hun idealen, bleek uit de harde realiteit van de dood van Schaft.

 

Relevante literatuur/archivalia:

  • J. Hof, Vrouwen in het verzet 1940-1945: tot iedere tegenwerking bereid (Baarn 1995).
  • E. Jonker, ‘Freddie and Truus: Sisters in Arms. A Double Portrait of Two Dutch Resistance Fighters in World War II’, Jaarboek Vrouwengeschiedenis 34, 141-151.
  • T. Kors, Hannie Schaft. Het levensverhaal van een vrouw in het verzet tegen de nazi’s (Amsterdam 1976).
  • T. Menger, Toen niet, nu niet, nooit (Den Haag 1982).
  • M. Schwegman, Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties in Nederland, 1940-1945 (Amsterdam 1980).
  • NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 248-2452 Dossier Schaft, Hannie, inv. nr. 5.
  • Noord-Hollands Archief, 3631 Collectie van Truus Menger-Oversteegen, te Haarlem, inv. nr. 113.

           

Tessa Mulders (1990) behaalde in 2016 haar MA in geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Gedurende haar studie heeft zij zich gespecialiseerd in Holocaust en Memory Studies. Momenteel is ze als documentair informatiespecialist werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.