De leden van het comité van aanbeveling fungeren als 'vlaggetje' en 'ambassadeur',  maar ook als ogen en oren van de VVG. Uit het comité van aanbeveling worden bijvoorbeeld de juryleden van de Johanna Naberprijs gekozen. Ook stimuleren leden van het comité studenten en promovendi  bijdragen te leveren aan Historica en kunnen zij het bestuur adviseren aandacht te schenken aan bepaalde kwesties. Op deze manier ondersteunt de Raad een van de belangrijkste doelstellingen van de VVG: het integreren van het genderperspectief in historisch onderzoek en onderwijs.  

Lees de persoonlijke toelichting van enkele leden hieronder:

 

prof. dr. Mieke Aerts (Universiteit van Amsterdam)

Gendergeschiedenis herinnert historici aan de belangrijkste ambitie van ons vak: laten zien dat niets vanzelfspreekt, maar alles een geschiedenis heeft en ook zal blijven veranderen. Genderschiedenis doet dat door solide onderzoek en onderwijs te bieden waaruit blijkt dat zelfs wat zo natuurlijk lijkt als sekse wel degelijk ooit anders was en ongewijfeld weer anders zal worden. Op die manier verruimt genderschiedenis ons aller wereld, te beginnen met de geschiedenisboeken, maar daar zal het dan zeker niet bij blijven.

 

prof. dr. Thérèse de Hemptinne (Universiteit Gent)

Om de toekomstperspectieven zoals geschetst in het OECD rapport The Future of Families to 2030. A synthesis Report, OECD, International futures programme, 2011, te situeren in een lange-termijn historische context en om de huidige debatten over nieuwe (oude?) vormen van samenleving (Ann-Sofie Dekeyser, ‘Brave New Families : Meer leefvormen, meer hoekstenen. Het gezin is niet langer heilig’, dS Weekblad,  9 mei 2015, nr. 194, 24-29) redelijk te kunnen inschatten, is een basiskennis van gendergeschiedenis onontbeerlijk. Elke wetenschapper, elke docent, vertrouwd met gendertheorieën in welk vakgebied dan ook, heeft er alle belang bij een historisch perspectief in zijn/haar onderzoek/onderwijs te betrekken. Daarom is het werk van genderhistorici van grote waarde voor andere wetenschapsgebieden. Hetzelfde geldt voor politici en beleidsmakers die verondersteld worden maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Voor alle studenten hoger onderwijs zou gendergeschiedenis een verplichte opleidingsonderdeel mogen zijn, opdat ze zouden weten dat mainstream genderconcepten van nu ook een geschiedenis hebben.

 

dr. Els Kloek (zelfstandig)

Toen wij ons in de jaren ’70 als young angry women druk maakten over het gebrek aan aandacht voor vrouwen in de geschiedwetenschap, wat Natalie Zemon Davis een van mijn grote voorbeelden. Broodnuchter pleitte zij ervoor dat ‘sekse’ in de geschiedwetenschap net zo’n vanzelfsprekende factor zou worden als ‘klasse’. Nog altijd vind ik haar oproep zeer waardevol, en nog altijd is het soms nodig  om onze collega-historici hieraan te herinneren. Al moet ik hier meteen aan toevoegen dat wij vrouwenhistorici intussen enorm veel hebben bereikt: de meeste historici zijn zich tegenwoordig terdege bewust van de de noodzaak om ook aandacht te besteden aan de doorwerking van M/V-patronen in alle mogelijke verschijningsvormen.  Ikzelf ben er nog altijd van overtuigd dat we nog een inhaalslag te maken hebben: vrouwen voldoen minder snel aan de criteria van historisch belang omdat die in een oude traditie staan van een door mannen gedomineerd beeld van de geschiedenis. Daarom vind ik het een uitdaging om biografisch onderzoek te doen naar vrouwen uit het verleden. En vandaar mijn project ‘1001 vrouwen’.

 

prof. dr. Susan Legêne (VU/voorzitter KNHG)

In mijn optiek heeft gendergeschiedenis niet zomaar een ‘toegevoegde’ waarde voor geschiedschrijving; het is geen specialisatie zoals je in een specifiek tijdvak of een specifieke gebeurtenis geïnteresseerd kan zijn.  Gendergeschiedenis vraagt aandacht voor de betekenis van gender in historische processen en gebeurtenissen, zowel op een micro als macro niveau. Dat betreft reflectie op vraagstelling, bronnenkritiek, historisch narratief, en uiteindelijk ook op de geschiedschrijver zelf.  Gendergeschiedenis wijst op gender als een van de assen van betekenisgeving en maakt de geschiedschrijver daarmee ook bewust van andere assen, verbonden aan bijvoorbeeld klasse, religie, etniciteit. Door de gerichte aandacht voor methoden en theorievorming levert gendergeschiedenis aldus een belangrijke bijdrage aan een kritische geschiedschrijving in den brede.

 

prof. dr. Machteld De Metsenaere (Vrije Universiteit Brussel)

In de loop van de voorbije decennia leerde ik eerst vrouwenstudies, nadien genderstudies kennen en integreerde ik die inzichten in eigen onderzoek. Dat ik mezelf niet uitsluitend beperkte tot historisch onderzoek had in grote mate te maken met mijn betrokkenheid bij vrouwen-/genderstudies: bij uitstek betreft dit een interdisciplinair domein, gegroeid uit de samenwerking over disciplinegrenzen heen, een domein dat methoden en concepten uitwisselde vanuit verschillende disciplines. Naast die interdisciplinariteit frappeerden vrouwen-/genderstudies mij door hun systematische aandacht voor de androcentrische vertekeningen van kennis ten gevolge van de uitsluiting van vrouwen als kennisproducenten en, daarmee samenhangend, de aandacht voor vrouwen in de academische wereld, de organisatie van die wereld, de aard van de wetenschap… Gendergeschiedenis stelde eveneens nieuwe vragen en maakte o.m. de academicae weer zichtbaar. Analoog aan wat andere wetenschapsters deden (via diepte-interviews), gebruikten ze ook vrouwelijke ervaringen als empirische bron.

Vrouwen-/genderstudies zorgden er ook voor dat nieuwe themata de weg vonden naar het onderzoek, ook van historici. Dit was het geval voor themata zoals  moederschap, reproductie en seksualiteit als historisch-culturele constructie en fundament voor vrouwenonderdrukking, voor macht, machtsverhoudingen (tussen mannen en vrouwen), machtsbronnen…, voor vormen van vrouwelijkheid en mannelijkheid en de studie van gegenderde levens. Hiermee werd de scheiding tussen publieke en privésfeer transparant en werden trouwens heel wat thema’s niet langer als privé-aangelegenheden beschouwd. De aard van de bestudeerde themata,het sterk reflexieve karakter van genderstudies en de oorspronkelijk sterke vervlechting met het politieke feminisme genereerden ook een sterk maatschappelijk engagement bij genderhistorici.

Last but not least ontwikkelden vrouwen-/genderstudies eigen concepten die baanbrekend waren. Uiteraard denken we daarbij aan het genderconcept, het patriarchaat, maar eveneens aan intersectionaliteit. Niet toevallig was het een historica (J.Scott) die gender probeerde te operationaliseren…    

De Vereniging voor Gendergeschiedenis getuigt van deze meerwaarde en van de ontwikkelingen daarin, via, vooral,  Historica, een uniek tijdschrift omdat het tegelijk Nederlandstalig is, hoogstaand én toegankelijk.  De artikels zijn uitingen van die toegevoegde waarde en leggen de basis voor verdere contacten tussen genderhistorici in Vlaanderen en Nederland.

 

prof. dr. Leen Van Molle (Katholieke Universiteit Leuven)

Historisch onderzoek met een genderfocus heeft een hoog ontmaskerend gehalte. Het sloopt evidente representaties van lichaam en geest, normen en praktijken: dat maakt het voor mij zo fascinerend en relevant.  Gender construeert macht, zo poneerde Joan Wallach Scott in de jaren 1980.  Het Nederlandstalig woord ‘macht’, het Engelse ‘power’ en het Franse ‘pouvoir’ steunen etymologisch op het Latijnse werkwoord ‘potere’, wat ‘kunnen’ betekent.  Dat gegenderde ‘kunnen’ was in het verleden veel rijker geschakeerd aanwezig dan reductionistische voorstellingen graag doen geloven.

  

prof. dr. Henk de Smaele (Universiteit Antwerpen)

Wat de toegevoegde waarde is van gendergeschiedenis voor de wetenschap? Die vraag blijft altijd maar terugkeren. Maar wat is de meerwaarde van sociale geschiedenis, ecologische geschiedenis, stadsgeschiedenis…? Zo’n vragen lijken te vertrekken vanuit een enigszins naïeve visie op een waardevrije ‘wetenschap’, waar ‘winst’ kan worden geboekt door het introduceren van een bepaalde invalshoek, en waar de ‘relevantie’ van benaderingen in een hiërarchisch verband kunnen worden geplaatst. Wat er echt toe doet in samenlevingen vandaag en in het verleden, is in belangrijke mate ook een kwestie van overtuiging, van ideologie. Als feminist ben ik ervan overtuigd dat geslacht een cruciaal element is van sociale machtsrelaties. Tegelijkertijd zie ik hoe geslacht steeds opnieuw wordt uitgevonden, en dus een historische constructie is. Uiteindelijk is dit idee ondertussen sterk verspreid onder historici, onder wie weinigen er nog lijken aan twijfelen dat gender “a useful category of historical analysis” is. In elk geval is Joan Wallach Scotts artikel met deze titel uit 1986 in de American Historical Review het meest geciteerde historische artikel ooit (volgens de rankings die ik recent nog onder ogen kreeg).

 

  • prof. dr. Maria Grever (Erasmus Universiteit / KNAW)

  • prof. dr. Mineke Bosch (Universiteit Groningen)

  • prof. dr. Gita Deneckere (Universiteit Gent)

  • prof. dr. Geertje Mak (Universiteit van Amsterdam / Radboud Universiteit)

  • prof. dr. Marlou Schrover (Universiteit Leiden)

  • prof. dr. Marjan Schwegman (oud directeur NIOD)

  • prof. dr. Kaat Wils (Katholieke Universiteit Leuven)