In deze rubriek brengt Historica een onderzoeker voor het voetlicht die vanuit haar of zijn discipline reflecteert over de (mogelijke) meerwaarde om te werken vanuit een genderperspectief. Op de Historicapagina van de website van de VVG kunt u reacties op deze rubriek posten. Op die manier willen Historica en de VVG actief het wetenschappelijke én publieke debat rond genderonderzoek stimuleren. Deze keer komt Mieke Aerts aan het woord. Zij is benoemd tot bijzonder hoogleraar Politieke geschiedenis van gender in Nederland aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Ze bekleedt de Wilhelmina Drucker Leerstoel die is ingesteld door Aletta, het voormalige Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging, het IIAV. De oratie van Mieke Aerts, getiteld ‘De vechtjas’, vond plaats op 22 januari 2010.
Mieke Aerts heeft zich de afgelopen jaren veelvuldig bezig gehouden met de relatie tussen politiek en sekse. Ze begon haar wetenschappelijke carrière in 1980 aan de Universiteit van Amsterdam waar ze heeft gewerkt als universitair docent Vrouwenstudies Sociale Wetenschappen. In 1998 nam ze ontslag en sindsdien werkte zij als zelfstandig onderzoeker, onder andere geaffilieerd aan het Amsterdamse Belle van Zuylen Instituut en Aletta. Ze schreef een aantal invloedrijke artikelen over kernbegrippen binnen genderstudies en over de noodzaak van een historiserende kijk op sekse. Daarnaast is ze een van de drie redacteuren van een begripsgeschiedenis van sekse in Nederland die dit najaar zal verschijnen. Verschillende onderzoekers werken vanaf 2005 aan de totstandkoming van deze bundel.
Onderzoeksdoelen
Tijdens de bekleding van de bijzondere leerstoel wil Aerts zich vooral bezighouden met de politiek buiten het parlement. Ze wil dus niet per se onderzoek gaan doen naar vrouwen in de politieke partijen, maar eerder naar de rol van politiek in de maatschappij. Het denken over sekse en sekse als politieke kwestie, vindt ze daarbij belangrijk. Aerts is zelf opgeleid in de sociologie en de geschiedenis, waardoor ze een voorkeur voor een brede interpretatie van politiek ontwikkelde. Belangrijk voor haar zijn vragen als: wat is politiek eigenlijk? En wat is er zo specifiek aan sekse?
In onze westerse welvaartstaat staat het idee van democratie centraal. Het ideaal daarbij is een maatschappij waar geen enkel privilege meer geldt. In dat geval is er een maatschappij waarin iedereen serieus genomen wordt. Dat is heel mooi en wordt vaak idyllisch geïnterpreteerd, maar in werkelijkheid bestaan er enorm veel conflicten over wat belangrijk is in het leven en die moeten dan óók serieus worden genomen. Ook sekse leidt tot dat soort conflicten. Het is lastig om deze problemen in een kader te plaatsen, want sekse past voor een heel groot deel niet in de kaders die meestal binnen politieke geschiedenis en politicologie worden gehanteerd. “Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat vrouwen andere belangen hebben dan mannen, maar zodra je niet meer precies weet of alle vrouwen wel dezelfde belangen hebben, dan gaat dat niet meer op. Er bestaan allerlei conflicten, die niet terug te leiden zijn tot specifieke belangen. Want belangen kun je pas hebben als je ook al gedefinieerd hebt dat er mensen zijn die belangen hebben. Bij sekse gaat het juist vaak over zaken die daar een niveau onder liggen, of boven.” Het intrigeert Aerts hoe mensen deze conflicten oplossen. Ze zou ook graag meer onderzoek willen doen naar feministische organisaties: “Wat hebben zij op hun repertoire om sekse als kwestie op de agenda te zetten? Wat zien deze organisaties als strijd? Houdt de strijd ooit op? En hoe zouden ze de strijd dan kunnen winnen? En hoe verschilt dit met andere bewegingen? Er zijn altijd perioden van strijd, maar ook perioden waarin niet veel gebeurt, waarin het suddert.”
De vrouwenbeweging gebruikt de metafoor van een golf. Aerts vindt deze term opmerkelijk: “In de geschiedenis van het socialisme wordt nooit gesproken over golven, waarom doet de vrouwenbeweging dat dan wel?” Ze vindt de metafoor in de dagelijkse discussie over wat feminisme is en wat je er mee zou willen, vaak belemmerend. “De term is in de jaren 1970 door de feministen van de tweede golf bedacht. De indruk ontstond zo dat er tussen de eerste en tweede golf nauwelijks iets is gebeurd. Maar dat is niet het geval, in de tussentijd zijn belangrijke wettelijke en sociale veranderingen op het gebied van arbeid en rechtspositie verworven. In veel landen om ons heen hebben vrouwen in deze periode kiesrecht gekregen.” Het ‘dal’, dat tussen de twee golven zou zitten, geeft het gevoel van teruggang, terwijl dat volgens Aerts dus niet terecht is. Ze vindt het interessant om te onderzoeken waarom deze metafoor gebruikt wordt en wat die zichtbaar en onzichtbaar maakt in de geschiedenis van het feminisme.
De kwestie komt voor een deel ook in de begripsgeschiedenis van sekse in Nederland aan bod. Die begripsgeschiedenis gaat vooral over het denken over sekse en hoe sekse als categorie uitgevonden is. De auteurs van de begripsgeschiedenis willen laten zien dat sekse of gender inderdaad een geschiedenis heeft en dat er ook af en toe verdichtingen zijn in het debat. Er bestaat nog nergens een begripsgeschiedenis van gender en Aerts hoopt dat de Nederlandse bundel het begin is van een internationale discussie.
Persoonlijke drijfveren
De benoeming tot bijzonder hoogleraar Politieke geschiedenis van gender in Nederland is in principe voor vijf jaar. Aerts vindt het “te bizar voor woorden” dat er op dit moment geen enkel ander hoogleraarschap bestaat dat zich met gender als historische categorie bezighoudt.
Het is haar streven om aan haar collega’s en anderen duidelijk te maken dat dit onderzoeksveld wel een gewoon hoogleraarschap verdient: “Het is een specialisme met veel meer impact en reikwijdte dan bijvoorbeeld de boekdrukkunst in de zeventiende eeuw.”
Uit eigen ervaring heeft ze gemerkt dat de behoefte bestaat. De afgelopen jaren waarin ze als freelance historica werkte, werd ze voortdurend gevraagd voor projecten en voor het meelezen aan proefschriften omdat “er ook nog iets met gender gedaan moest worden”. Ook als ze naar de studenten kijkt, dan ziet ze dat de belangstelling voor gender de laatste vijf jaar aan het toenemen is. Ze vindt het jammer, dat er vanuit de opleiding dan weinig mogelijkheden zijn om daar meer mee te doen.
Haar persoonlijke drijfveren om zich bezig te houden met vrouwengeschiedenis en gendergeschiedenis vinden hun oorsprong in het feminisme. Toen Mieke Aerts in 1970 ging studeren was het de tijd van democratisering en de actieve studentenbeweging. Ze kwam uit een milieu waar studeren niet gewoon was. Haar ouders konden zich niet voorstellen dat iemand geschiedenis ging studeren, “omdat je daar toch niets mee kon doen”. Daarom moest ze maar dokter worden en zo begon ze als student medicijnen. Na een jaar ging ze toch geschiedenis en sociologie studeren. Ze voelde zich nauw betrokken bij wat in die tijd vrouwenstudies en vrouwengeschiedenis heette, maar die termen heeft ze altijd betreurd. Feminisme is voor haar een strijd tegen zaken waar vooral vrouwen last van hebben, maar als wetenschappelijke activiteit moet je het in een breder perspectief plaatsen. Alleen onderzoek doen naar vrouwen is te beperkt. Het feminisme in de wetenschap gaat niet over vrouwen als probleem, maar neemt sekse als invalshoek. “Wij waren helemaal geen probleem, maar hadden alleen last van wat we toen onderdrukking noemden.” Toch was het zeker in de jaren 1970, en nu nog steeds, belangrijk om vrouwen zichtbaar te maken in de geschiedenis. Het was in die tijd niet gebruikelijk om bij wetenschappelijk onderzoek ook te kijken of historische ontwikkelingen er misschien voor vrouwen anders uitzagen dan voor mannen. Binnen het feminisme bestond het idee dat de hele geschiedenis moest worden herschreven. Achteraf gezien vindt Aerts dat wat ambitieus geformuleerd, maar er is misschien toch meer van gerealiseerd dan ze toen kon vermoeden.
In de jaren 1970 en 1980 werden succesvolle pogingen gedaan om binnen de academische wereld mensen aan te stellen voor genderstudies. Op dit moment is daar nog maar weinig van over en Aerts vindt dat jammer. Hoe het komt weet ze niet, maar het moet betekenen dat gender tot nog toe niet geaccepteerd is als een gewoon onderdeel van de geschiedwetenschap. Ze vindt dat erg opvallend, want in de landen om ons heen, en vooral in Amerika, is het kijken naar gender veel gewoner. In Nederland is dat soort invalshoeken grotendeels verloren gegaan.
Er staat wel tegenover dat een aantal vrouwelijke historici inmiddels hoogleraar is geworden. Aerts hoopt dat zij ook iets met gender doen, maar in de leeropdracht van deze vrouwen staat gender of sekse niet specifiek aangeschreven. Aerts vindt dat je als vrouw niet het gevoel moet hebben per se iets met gender te moeten doen, “maar er moeten wel mensen zijn die het in de lucht houden”. Ze is dan ook blij dat zij deze rol kan vervullen en ze vindt het goed dat Aletta de Wilhelmina Drucker-leerstoel in het leven heeft geroepen.
Uit onderzoek van Marieke van den Brink is gebleken dat het bij de sollicitatieprocedure voor hoogleraren vaak om een black box gaat, waar een aantal kandidaten in worden gestopt en waar meestal een man uitkomt. Historica vraagt zich af of er ook een man benoemd had kunnen worden op deze leerstoel. Aerts heeft geen idee. Ze denkt niet dat Aletta een principieel bezwaar zou hebben gehad tegen de benoeming van een man. Er zijn echter maar weinig mannen met deze specialisatie. Zelf zou ze het niet problematisch vinden, denkt ze. Maar bij nader inzien zou ze misschien wel denken “toch niet weer een man”! Ze is daar ambivalent over.
Vrouwenquota
Sommige kwesties kunnen opgelost worden door een wet te maken met geboden en verboden. Aerts vraagt zich af of dat ook opgaat voor quoteringsmaatregelen zoals in Noorwegen, die ervoor zouden moeten zorgen dat er meer vrouwen aan de top van het bedrijfsleven komen. Het is volgens haar beter om aandacht te besteden aan de mechanismen die ertoe leiden dat vrouwen bij benoemingen benadeeld worden: “De maatschappij bestaat voor 51 procent uit vrouwen, moeten alle functies op die manier verdeeld worden? In ieder geval moet vrouwen niets in de weg gelegd worden om de top te bereiken. Je moet kijken waar vrouwen worden tegengehouden en daar maatregelen nemen.” De aanwezigheid van vrouwen in topposities is path dependent, dat betekent dat wat je kunt doen als vrouw aan de top afhankelijk is van hoe je daar gekomen bent. Vrouwen aan de top zijn al door zoveel sluizen heen gegaan om daar te komen en volgens Aerts zou de belangrijkste vraag in deze discussie moeten zijn wat vrouwen aan de top nu eigenlijk willen of zouden moeten willen. Quotamaatregelen lijken heel overzichtelijk en het geeft beleidsmakers wellicht een gevoel van daadkracht, maar de discussie gaat dan al snel alleen nog maar over welke cijfers gehanteerd moeten worden en vanaf welk moment die cijfers gehaald moeten zijn. Het gaat er dan niet meer om wat je eigenlijk wilt. Dragen meer vrouwen aan de top bij tot het verminderen van sekseongelijkheid? Aerts weet dat nog zo net niet.
Vrouwen in de politiek
Na de invoering van het vrouwenkiesrecht is vaak niet bijgehouden of vrouwen anders kozen dan mannen. De aandacht ging vooral naar de eventuele effecten van het passief kiesrecht, dat wil zeggen, wat vrouwen als gekozenen teweeg brachten of niet. In het handboek van P.J. Oud over parlementaire politieke geschiedenis wordt eenvoudigweg gesteld dat vrouwen in de politiek helemaal geen verschil hebben gemaakt. Dat is volgens Aerts te gemakkelijk, omdat er lange tijd zo weinig vrouwen tot het parlement konden doordringen dat die bijna per definitie weinig invloed konden uitoefenen. Maar ook als er veel meer vrouwelijke parlementsleden zijn, spelen er zoveel variabelen mee dat het haast niet te onderzoeken valt welke veranderingen in de parlementaire politiek nu precies met sekse te maken hebben. Aerts is van mening dat de aanwezigheid van meer feministen in het parlement wel verschil zou maken, maar meer vrouwen niet automatisch. Volgens haar is het een telkens terugkerende illusie binnen de vrouwenbeweging dat vrouwen als groep dingen anders zouden doen dan mannen als groep. In haar proefschrift over de politieke emancipatie van katholieke vrouwen geeft ze hier een voorbeeld van. In het Katholiek Vrouwendispuut, waar onder andere minister Marga Klompé uit voortkwam, dachten ze ook dat ze als vrouwen dingen anders zouden doen. Het idee was dat vrouwen aardiger waren. Des te groter was de desillusie toen er echt macht kon worden uitgeoefend. Natuurlijk gebeurden er allemaal dingen zoals die altijd gebeuren; persoonlijke ijdelheid speelt een rol en mensen draaien elkaar een loer. “Het is een illusie dat vrouwen onderling aardiger zijn en het anders doen dan mannen onderling. Het is goed als vrouwen onder ogen zien dat dit soort verschillen niet aan vrouwelijkheid of sekse gekoppeld zijn. Het is zeker het nastreven waard om een politieke praktijk te ontwikkelen waarin je elkaar niet aftroeft om het aftroeven, maar dit heeft niet automatisch met sekse te maken.”
Sekse als juridisch onderscheid
Sommigen menen dat de introductie van het begrip gender in vrouwenstudies de mogelijkheid bood om aan te geven dat sekse niet alleen in je lichaam zit, maar ook een cultureel en sociaal aspect heeft. Gender als identiteit kon zo van lichamelijke sekse los gedacht worden. Aerts is geen voorstander van een dergelijke visie op sekse en gender. Volgens haar is het beter om gender gewoon als een Engels synoniem voor sekse te gebruiken, en niet sekse/natuur tegenover gender/cultuur te plaatsen. Dat neemt niet weg dat er op de culturele status van sekse nog heel wat af te dingen valt. In 1973 werd een pleidooi gehouden om sekse als categorie uit de burgerlijke stand te halen. Dit is niet gelukt. Het zou voor verwarring zorgen bij het huwelijk, omdat bepaald was dat de partners van verschillende sekse moesten zijn. Dit probleem is met de openstelling van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht opgelost, maar sekse wordt nog steeds als juridisch onderscheid gebruikt. Aerts vindt het wel een spannende gedachte om sekse uit de gemeentelijke basisadministratie te halen. Als analogie gebruikt ze de registratie van etnische identiteit in de Verenigde Staten. In Nederland zijn we daar op tegen en Aerts vraagt zich af waarom je sekse dan wel moet registreren. De parallel met etniciteit kan ook anderszins verhelderend zijn. “Sommige uitspraken worden heel beledigend gevonden voor mensen met een bepaalde etniciteit, terwijl dezelfde soort uitspraken over vrouwen niet erg wordt gevonden. Dat wil niet zeggen dat er een verbod op zulke uitspraken moet komen, maar je kunt je wel afvragen waarom dit verschil bestaat.” Sekse is zo’n moeilijke en gecompliceerde kwestie, waar iedereen me te maken heeft, van welke religie, etniciteit en leeftijd je ook bent. Overigens denkt Aerts dat in een maatschappij die zaken rond sekse goed regelt, het moeilijker is om andere vormen van ongelijkheid achteloos te laten voortbestaan.
Historica
Ze noemt zichzelf historica, maar dit is geen bewuste keuze. Vroeger was daar wel eens strijd over. Het raakt aan de kern van het probleem van het gelijkheids- en verschilfeminisme. Is het strategisch slim om met de term ‘historica’ zichtbaar te maken dat een vrouw ook historicus kan zijn? “Als je vrouwen in de wetenschap zichtbaar wilt maken, maar alleen onderzoek doet naar vrouwen, dan draag je er zelf toe bij dat iedereen meteen aan vrouwen denkt als het woord ‘gender’ valt. De nadruk leggen op sekse heeft als nadeel dat sekse alsmaar een kwestie is.” Aerts denkt dat we voorlopig nog niet van dit soort vragen af zijn, maar ze is door de jaren heen gesterkt in het idee dat het helpt om zaken hoe dan ook te verwoorden. Het risico dat je daardoor sekse of de positie van vrouwen telkens als iets bijzonders neerzet, moet je er dan maar bijnemen. Als je dat niet doet neem je namelijk ook een risico, en geef je de macht van de vanzelfsprekendheid en de gevestigden ruim baan.
Aerts vindt geschiedenis juist interessant, omdat daarmee de vanzelfsprekendheid van bestaande machtsverhoudingen ter discussie kan worden gesteld, omdat duidelijk wordt dat het ook anders had gekund. “Dat betekent overigens niet dat het gemakkelijk is om dingen te veranderen, maar je kunt daar met behulp van historische kennis wel beter over nadenken. Geschiedenis bevrijdt onze verbeelding.” ///