In deze rubriek brengt Historica een onderzoeker voor het voetlicht die vanuit haar of zijn discipline reflecteert op de (mogelijke) meerwaarde om te werken vanuit een genderperspectief. Op de Historicapagina van de website van de Vereniging voor Vrouwengeschiedenis VVG kunt u reacties op deze rubriek posten. Op die manier willen Historica en de VVG actief het wetenschappelijke én publieke debat rond genderonderzoek stimuleren.
Deze keer komt radicaalfeministe en taalwetenschapper Marijke Ekelschot aan het woord. Zij was lid van de feministische uitgeverij De Bonte Was en was de levenspartner van radicaalfeministe en juriste Anneke van Baalen. De Bonte Was had als doelstelling het feministische gedachtegoed in Nederland te verspreiden en was daar relatief gezien erg succesvol in omdat de oplage van haar boeken groot was. Als collectief publiceerde De Bonte Was meerdere boeken, waaronder het beroemde Moederboek, waarin werd gebroken met de heersende idealisering van het moederschap. In dit interview spreken we Ekelschot onder andere over haar rol in de vrouwenbeweging, over vrouwen in de historische canon en over van Baalen.

 

Vind je dat de tweede feministische golf thuishoort in de geschiedeniscanon van Nederland?
Ja, natuurlijk! Maar die hele canon zou veranderd moeten worden. Nu lijkt hij op het geschiedenisonderwijs uit de jaren 1950. Bewegingen komen er bijvoorbeeld niet in voor, of het nu om de antislavernijbeweging, de arbeidersbeweging of de vrouwenbeweging gaat. In plaats daarvan is vrijwel alles opgehangen aan mannen. Voor het feminisme van de eerste golf krijgen we Aletta Jacobs. Duizenden en duizenden andere vrouwen worden zo onzichtbaar gemaakt. Je zou het kunnen vergelijken met het terugbrengen van de Arabische Lente tot een Tunesische jongen die zichzelf uit protest in brand stak. Dat we dan decennia later alleen nog de geschiedenis van die jongen te horen krijgen. Je zou de geschiedenis van de eerste golf moeten laten doorlopen in die van de tweede. Dat die hele tweede golf nu als thema totaal afwezig is, is waanzinnig. Twintig jaar geleden werd nog gezegd dat het de meest revolutionaire beweging van de twintigste eeuw was! Er is in die golf ook heel veel werk gestopt in het vanuit een feministisch perspectief beoordelen en herschrijven van de gangbare geschiedenis waarin geen vrouw te bekennen was. Van al die inspanningen is in de huidige canon nauwelijks iets te vinden. In plaats daarvan krijgen we bijvoorbeeld mannen als Erasmus en Spinoza die ontkenden dat vrouwen hetzelfde kunnen als mannen.

Hoe raakte je zelf betrokken bij de vrouwenbeweging?
Aanvankelijk stond ik er vanaf de buitenkant naar te kijken. In de zin van: is dat allemaal wel waar over die onderdrukking en dat seksisme? Toen bedacht ik dat ik daar alleen achter kon komen door mee te doen. Eerst met het organiseren van een soort open vrouwenschool en van discussieavonden in het Vrouwenhuis in Amsterdam. Daarna, vanaf eind 1974 bij de Bonte Was.

Vertel eens wat meer over de Bonte Was.
Dat was een schrijfcollectief annex uitgeverij, opgericht eind 1973 door vier vrouwen, onder wie Anneke van Baalen. In november 1974 verschenen de eerste boeken, En ze leefden nog lang en gelukkig en Vrouwen over seksualiteit. Daarin stonden door allerlei vrouwen geschreven stukken gebaseerd op hun eigen ervaring en korte stukjes theorie. Die boeken waren gestencild, van elk duizend exemplaren, en die tweeduizend boeken waren binnen een week uitverkocht, via particuliere bestellingen en de boekhandels. Er moest dus als de wiedeweerga een nieuwe oplage gemaakt worden en zo, min of meer, kwam ik bij De Bonte Was. De vraag was: kun jij stencilen? Al snel bleek dat we grotere oplages nodig hadden en dat we die moesten laten drukken om zelf te kunnen overleven. Ook hadden we tijd nodig voor nieuwe boeken die op dezelfde leest geschoeid waren als die eerste twee. Dat werden Vrouwenwerk, het Moederboek en Vrouwen over hulp bij ziekte en problemen. In 1977 zijn we begonnen met het discussieblad Feminist. We gaven ook vertalingen uit en dichtbundels en feministische prentbriefkaarten. In 1980 verscheen het magnum opus van Anneke en mij, Geschiedenis van de vrouwentoekomst. Daarna kwamen er nog een vijftal boeken uit, waaronder een geschiedenis van de Amsterdamse radicaalfeministische beweging, Zusterschap en daarna, en een artikelenbundel van Anneke en mij, Tegennatuurlijk. Tot slot, in 1992, een heel klein uitgaafje met Mannenhaatverzen.
Het werk voor De Bonte Was deden we in onze vrije tijd. Geld verdienen voor onszelf deden we elders. Er waren vrouwen die vroedvrouw waren, of politieagente, wetenschappelijk medewerkster, studente, docente, redactrice, etcetera. Meestal waren we met een vrouw of acht.
De jaren 1970 waren de mooiste tijd, met die enorme oplages – van tien- tot vijfentwintigduizend – prachtige recensies, de Openbare Bibliotheek die voor vrijwel alle filialen in het land onze boeken bestelde, enthousiaste vrouwen die als het ware de nieuwe boeken uit onze handen rukten. Het is achteraf onbegrijpelijk dat de Bonte-Wasboeken uit het collectieve geheugen van de geschiedenis van de tweede feministische golf lijken te zijn verdwenen.

Jullie organiseerden ook feministische acties?
Inderdaad. Aanvankelijk in de vorm van weekends naar aanleiding van onze boeken. Daar konden dan vrouwen uit het hele land met elkaar praten over hun leesbevindingen en elkaar helpen en opstoken om iets aan ongewenste situaties te veranderen. Later allerlei andere acties, waaronder als omvangrijkste de staking tegen de abortuswet op 30 maart 1981. Eind jaren 1980, begin jaren 1990 concentreerden we ons op min of meer op ludieke performances ter bevordering van positieve actie voor vrouwen op de arbeidsmarkt, nadat we eerst – helaas tevergeefs – geprobeerd hadden een vereniging met dat doel op te richten. Ook hebben we als potloodventers het benoemingenbeleid van het College van Bestuur van de UvA aan de kaak gesteld. Dat College benoemde telkens weer mannelijke professoren terwijl er betere vrouwen voorhanden waren.

Je bent nu een boek aan het schrijven over je partner Anneke van Baalen die in 1997 overleed. Wat kunnen we hiervan verwachten?
Dat boek gaat niet alleen over Anneke. In 1996 waren we bezig met het schrijven van onze memoires. Het plan was die als een soort ‘siamemoires’ uit te geven, omdat we vaak gezien werden als een soort Siamese tweeling. Maar toen ging Anneke plotseling dood. In 2003 heb ik het boek Brusterschap uitgegeven met daarin, naast een brede selectie van artikelen van Anneke, ook stukken van haar onaffe memoires. In 2005 heb ik de website www.radicaalfeminisme.nl het licht doen zien, met álle boeken, acties en foto’s van De Bonte Was. Over Anneke kun je daar ook heel veel vinden, bijvoorbeeld een korte biografie met links naar artikelen en boeken, waaronder haar proefschrift uit 1994: Hidden Masculinity, Max Weber’s historical sociology of bureaucracy. Nu is het tijd voor het uitbreiden van Annekes biografie én het toevoegen van mijn eigen memoires en autobiografisch materiaal. We hebben niet voor niets ruim twintig jaar samengewerkt en -geleefd. Dit alles wordt wel ingebed in een geschiedenis van het feminisme toen en nu, want in haar eentje kon Anneke bijzonder veel en met ons tweeën konden we nóg veel meer, maar zonder al die andere vrouwen, met alle ruzies, overeenstemmingen, plezier en ellende, krijg je toch geen beeld van een beweging.

Waarom was juist Anneke van Baalen belangrijk voor de vrouwenbeweging?
Anneke is wel de godmother van de radicaalfeministische beweging genoemd. Ze was eerst een zeer actief lid en zelfs bestuurslid van Man Vrouw Maatschappij (MVM). Daar zaten mannen en vrouwen bij. Eind 1970 raakte ze geïnspireerd door het Amerikaanse blad Notes from the second year, dat geschreven werd door radicale feministen als Shulamith Firestone en Anne Koedt. Die stelden dat het de mannen waren die belang hadden bij de handhaving van de bestaande sekseverhoudingen, van vrouwenonderdrukking, onderbetaling en andere vormen van seksisme. Zij vonden dat vrouwen eens moesten ophouden van die mannen te houden en in ze te geloven. Ze moesten voorlopig als vijand gezien worden, die je buitensloot. En vrouwen moesten praatgroepen organiseren (‘consciousnessraising groups’) waarin ze met elkaar op systematische wijze uitzochten wat ze nu eigenlijk zèlf vonden en wilden. En dan moest er tot actie worden overgegaan.
Annekes oproep voor de eerste vrouwenpraatgroep luidde ongeveer zo: “In Amerika zeggen ze dat ze door mannen worden onderdrukt. Laat ons uitzoeken of dat in Nederland ook zo is.” Ze vertrok in 1971 met een aantal vrouwen uit MVM om samen met vrouwen die het nogal door mannen gedomineerde Dolle Mina hadden verlaten, een praatgroepbeweging te starten. Dat was het begin van de autonome vrouwenbeweging. In die beweging als geheel en natuurlijk in en via De Bonte Was speelde Anneke een onuitwisbare rol, met haar enorme kennis, charisma, humor, tomeloze inzet en haar unieke vermogen om de moeilijkste materie in meeslepend proza om te zetten.

Op 24 september 2011 werd een middag georganiseerd over het gedachtegoed van Joke Smit. Wat is de betekenis van Joke Smit voor de vrouwenbeweging volgens jou?
Vaak wordt gezegd dat haar artikel Het onbehagen van de vrouw haar belangrijkste verdienste was, maar daar moet natuurlijk ook de oprichting van Man Vrouw Maatschappij aan toegevoegd worden. Met alleen een artikel begin je immers weinig. En natuurlijk was ze een groot schrijfster. In het bijzonder haar Hé zus, ze houen ons eronder is nu nog een plezier om te lezen. Onze kritiek op Joke is altijd geweest dat ze niet op zoek ging naar boze vrouwen om samen iets mee te doen, maar naar deskundigen, met wie ze dan van bovenaf het beleid wilde veranderen. Ze vond zo’n anarchistische beweging die zich als een olievlek verspreidde maar niks. De boel moest gestructureerd worden. Ze wilde bijvoorbeeld gesubsidieerde cursussen en therapieën om vrouwen als het ware te verheffen. Hoe radicaal haar gedachtegoed vaak ook was, haar strategische aanpak wortelde in het oude PvdA-denken.

Zijn er hedendaagse kwesties waar je je als feminist over opwindt?
O ja, van alles. De discussie over de kinderopvang bijvoorbeeld. Als er wordt bezuinigd, wordt gezegd dat dat vreselijk is omdat vrouwen dan minder gaan werken, want wat zij verdienen weegt dan niet meer op tegen de kosten van de opvang. Ik hoor nooit zeggen: “Nou dat moet je niet doen hoor, dat bezuinigen, want dan stoppen mannen met werken.” Nog steeds wordt het als volkomen vanzelfsprekend gezien dat de kinderzorg de vrouw haar ‘pakkie an’ is en de kosten voor de uitbesteding ervan dus ook.

Wat zou je de jonge generatie nu willen meegeven met al je ervaring als activistische feminist?
Ik denk dat jullie het veel moeilijker hebben dan wij het toen hadden. Wij waren een buitenparlementaire beweging in een tijd waarin het meedoen aan grote sociale en politieke bewegingen vanzelfsprekend was. De grootste successen van die bewegingen werden behaald in een tijd van economische voorspoed. Nu is er een soort crisistijd waarvan niemand weet hoeveel economische en financiële instortingen die nog zal brengen en buitenparlementaire bewegingen zijn hopeloos uit de mode. Wat natuurlijk altijd kan en moet is wat ik maar de kritische kritiek noem; het blijven bekritiseren van het nationalisme, van het populisme, van de geschiedeniscanon en – last but not least – van het pseudobiologische essentialisme, waarmee ik boeken als dat van Dick Swaab zoals Wij zijn ons brein bedoel. Iedereen zou een voorbeeld kunnen nemen aan iemand als Asha ten Broeke, wier Het idee M/V ik bijzonder scherpzinnig én geestig vind. Dat ondertussen de financiële wereld, de politiek, de wetenschap en wat al niet – het voetbal mag zeker niet vergeten worden! – nog steeds mannenbolwerken zijn, kan niemand ontgaan. Wat daartegen te doen en met wie en hoe, dat moet jullie generatie zelf vaststellen.

Tegenwoordig hebben veel vrouwen van de generatie tussen de twintig en vijfendertig jaar het idee dat als ze maar hard genoeg werken ze wel aan de top kunnen komen. Als dat niet lukt dan vinden ze dat hun eigen schuld.
Dat dachten en vonden vrouwen vroeger ook. Er is een hele vrouwenbeweging voor nodig geweest om in ieder geval tijdelijk van dat schuldgevoel af te komen. Maar dan moet je het er wel over eens worden waar het dan wèl door komt. Zoals Annemarie Jorritsma het ooit in een column formuleerde: “Ik vind die uitdrukking ‘glazen plafond’ zo raar! Het is toch gewoon een dikke laag witte mannen!”. En voor je het weet kom je weer terecht in de discussie over positieve actie en quota en gaan allerlei vrouwen roepen dat ze alleen maar vanwege hun ‘kwaliteit’ aangenomen willen worden en niet vanwege hun sekse. Mannen maken er al eeuwen geen probleem van dat ze vanwege hun sekse benoemd worden en dat de ‘kwaliteit’ van al die lagen witte mannen nu ook niet bepaald om over naar huis te schrijven is, dat kunnen we dagelijks merken. Je zou een eenvoudige slogan kunnen hanteren: vrouwen horen evenveel recht als mannen te hebben om er een zootje van te maken. Verder kun je je natuurlijk ook afvragen of iedereen tot de ratrace van carrières en eindeloze werkweken geprest moet worden, zoals Heleen Mees geloof ik wil. Of dan het idee van Joke Smit om toe te werken naar een 25-urige werkweek niet veel aardiger is. Dan kan dat aangevuld worden met heel hoge belastingtarieven voor degenen die zo nodig langer willen werken.

Wat ga je de komende jaren doen?
Voor een goede actie ben ik altijd te porren, maar ik besef ook best dat deze generatie nu niet bepaald op een 64-jarige zit te wachten. Schrijven dus aan dat boek waarover ik het net had. En daar mag ik dan ook allerlei ergernissen over het hier en nu in stoppen.    ///

Door Renate Klinkenberg en Kirsten Zimmerman, redactieleden van Historica.