In deze rubriek brengt Historica een onderzoeker voor het voetlicht die vanuit haar of zijn discipline reflecteert op de (mogelijke) meerwaarde om te werken vanuit een genderperspectief. Op die manier willen Historica en de VVG actief het wetenschappelijke én publieke debat rond genderonderzoek stimuleren.

De Vereniging voor Gendergeschiedenis heeft een nieuw Comité van Aanbeveling. Ter kennismaking vroeg Historica een aantal leden – de anderen komen een volgende keer aan bod – wat volgens hen de toegevoegde waarde van gendergeschiedenis binnen de wetenschap is en welke rol de VVG daarin kan spelen. De genderview van zomer 2015 brengt hun antwoorden, op alfabetische volgorde.

Prof. Dr. Mieke Aerts (Universiteit van Amsterdam)

Gendergeschiedenis herinnert historici aan de belangrijkste ambitie van ons vak: laten zien dat niets vanzelf spreekt, maar dat alles een geschiedenis heeft en zal blijven veranderen. Gendergeschiedenis doet dat door solide onderzoek en onderwijs te bieden, waaruit blijkt dat zelfs wat zo natuurlijk lijkt als sekse wel degelijk ooit anders was en ongetwijfeld weer anders zal worden. Op die manier verruimt gendergeschiedenis ons aller wereld, te beginnen met de geschiedenisboeken. Maar daar zal het dan zeker niet bij blijven.

 

Prof. Dr. Josine Blok (Universiteit Utrecht)

Gender is een belangrijke factor in de geschiedenis. Om die te begrijpen heeft een onderzoeker een open blik en verstand van zaken nodig. Historica biedt een aantrekkelijk forum aan allen met interesse in gendergeschiedenis in Nederland en België.

 

Drs. Irene Gerrits (Nationaal Archief, directeur Collectie en Publiek en plaatsvervangend algemeen directeur)

Wie zijn of haar geschiedenis kent heeft toekomst. Gendergeschiedenis is nog steeds actueel. Het blijft ook in de huidige maatschappij belangrijk om in onderzoek en wetenschap aandacht te schenken aan gendergeschiedenis en de betekenis ervan. Vanuit het Nationaal Archief vind ik het een belangrijk uitgangspunt om de kleine verhalen te verbinden aan de grote historische gebeurtenissen. Als voorbeeld hebben we in de tentoonstelling ‘Het geheugenpaleis’ het verhaal laten zien van vrouwen in de VOC. In de huidige tentoonstelling ‘Blikvangers’ is een van de thema’s het verhaal van de Nederlandse ontdekkingsreizigster Alexine Tinne (1835-1869), een vrouwelijke pionier op het gebied van fotografie.

 

Dr. Thérèse de Hemptinne (Universiteit Gent)

Om de toekomstperspectieven zoals geschetst in het OECD-rapport The Future of Families to 2030. A Synthesis Report, OECD, International Futures Programme (2011) te situeren in een lange-termijn historische context en om de huidige debatten over nieuwe (of oude?) vormen van samenleving (1) redelijk te kunnen inschatten, is een basiskennis van gendergeschiedenis onontbeerlijk. Elke wetenschapper, elke docent, vertrouwd met gendertheorieën in welk vakgebied dan ook, heeft er alle belang bij een historisch perspectief in zijn/haar onderzoek/onderwijs te betrekken. Daarom is het werk van genderhistorici van grote waarde voor andere wetenschapsgebieden. Hetzelfde geldt voor politici en beleidsmakers die worden verondersteld maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Voor alle studenten hoger onderwijs zou gendergeschiedenis een verplicht opleidingsonderdeel mogen zijn, opdat ze zouden weten dat mainstream-genderconcepten van nu ook een geschiedenis hebben.

1       Ann-Sofie Dekeyser, ‘Brave New Families : Meer leefvormen, meer hoekstenen. Het gezin is niet langer heilig’, dS Weekblad, 9 mei 2015, nr. 194, 24-29.

 

Dr. Els Kloek (zelfstandig historica, publiceerde o.a. 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (2013))

Toen wij ons in de jaren zeventig als angry young women druk maakten over het gebrek aan aandacht voor vrouwen in de geschiedwetenschap, was Natalie Zemon Davis een van mijn grote voorbeelden. Broodnuchter pleitte zij ervoor dat ‘sekse’ in de geschiedwetenschap net zo’n vanzelfsprekende factor zou worden als ‘klasse’. Nog altijd vind ik haar oproep zeer waardevol en nog altijd is het soms nodig om onze collega-historici hieraan te herinneren. Al moet ik hier meteen aan toevoegen dat wij vrouwenhistorici intussen enorm veel hebben bereikt: de meeste historici zijn zich tegenwoordig terdege bewust van de noodzaak om ook aandacht te besteden aan de doorwerking van M/V-patronen in alle mogelijke verschijningsvormen. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat we een inhaalslag te maken hebben: vrouwen voldoen minder snel aan de criteria van historisch belang, omdat die in een oude traditie staan van een door mannen gedomineerd beeld van de geschiedenis. Daarom vind ik het een uitdaging om biografisch onderzoek te doen naar vrouwen uit het verleden. En vandaar mijn project: 1001 vrouwen.

 

Prof. Dr. Susan Legêne (Vrije Universiteit Amsterdam)

In mijn optiek heeft gendergeschiedenis niet zomaar een ‘toegevoegde’ waarde voor geschiedschrijving; het is geen specialisatie zoals je in een specifiek tijdvak of een specifieke gebeurtenis geïnteresseerd kan zijn. Gendergeschiedenis vraagt aandacht voor de betekenis van gender in historische processen en gebeurtenissen, zowel op een micro- als macroniveau. Dat betreft reflectie op vraagstelling, bronnenkritiek, historisch narratief en uiteindelijk ook op de geschiedschrijver zelf. Gendergeschiedenis wijst op gender als een van de assen van betekenisgeving en maakt de geschiedschrijver daarmee ook bewust van andere assen, verbonden aan bijvoorbeeld klasse, religie, etniciteit. Door de gerichte aandacht voor methoden en theorievorming levert gendergeschiedenis aldus een belangrijke bijdrage aan een kritische geschiedschrijving in den brede.

 

Prof. Dr. Machteld De Metsenaere (Vrije Universiteit Brusse)

In de loop van de voorbije decennia leerde ik eerst vrouwenstudies, nadien genderstudies kennen en integreerde ik die inzichten in eigen onderzoek. Dat ik mezelf niet uitsluitend beperkte tot historisch onderzoek had in grote mate te maken met mijn betrokkenheid bij vrouwen-/genderstudies: bij uitstek betreft dit een interdisciplinair domein, gegroeid uit de samenwerking over disciplinegrenzen heen, een domein dat methoden en concepten uitwisselde vanuit verschillende disciplines. Naast die interdisciplinariteit frappeerden vrouwen-/genderstudies mij door hun systematische aandacht voor de androcentrische vertekeningen van kennis ten gevolge van de uitsluiting van vrouwen als kennisproducenten en, daarmee samenhangend, de aandacht voor vrouwen in de academische wereld, de organisatie van die wereld, de aard van de wetenschap… Gendergeschiedenis stelde eveneens nieuwe vragen en maakte onder meer de academicae weer zichtbaar. Analoog aan wat andere wetenschapsters deden (via diepte-interviews), gebruikten genderhistorici ook vrouwelijke ervaringen als empirische bron.

Vrouwen-/genderstudies zorgden er ook voor dat nieuwe themata de weg vonden naar het onderzoek, ook van historici. Dit was het geval voor onderwerpen zoals moederschap, reproductie en seksualiteit als historisch-culturele constructie en fundament voor vrouwenonderdrukking; voor macht, machtsverhoudingen (tussen mannen en vrouwen), machtsbronnen…; voor vormen van vrouwelijkheid en mannelijkheid en de studie van gegenderde levens. Hiermee werd de scheiding tussen het publieke en de privésfeer transparant en werden trouwens heel wat themata niet langer als privéaangelegenheden beschouwd. De aard van de bestudeerde themata, het sterk reflexieve karakter van genderstudies en de oorspronkelijk sterke vervlechting met het politieke feminisme genereerden ook een sterk maatschappelijk engagement bij genderhistorici.

Last but not least ontwikkelden vrouwen-/genderstudies eigen concepten die baanbrekend waren. Uiteraard denken we daarbij aan het genderconcept, de gendermachine, het patriarchaat, maar eveneens aan intersectionaliteit. Niet toevallig was het een historica (Joan Wallach Scott) die gender probeerde te operationaliseren…

De Vereniging voor Gendergeschiedenis getuigt van deze meerwaarde en van de ontwikkelingen daarin, via, vooral, Historica, een uniek tijdschrift omdat het tegelijk Nederlandstalig is, hoogstaand én toegankelijk. De artikels zijn uitingen van die toegevoegde waarde en leggen de basis voor verdere contacten tussen genderhistorici in Vlaanderen en Nederland.

 

Prof. Dr. Leen Van Molle (Katholieke Universiteit Leuven)

Historisch onderzoek met een genderfocus heeft een hoog ontmaskerend gehalte. Het sloopt evidente representaties van lichaam en geest, normen en praktijken: dat maakt het voor mij zo fascinerend en relevant. Gender construeert macht, zo poneerde Joan Wallach Scott in de jaren 1980. Het Nederlandstalig woord ‘macht’, het Engelse ‘power’ en het Franse ‘pouvoir’ steunen etymologisch op het Latijnse werkwoord ‘potere’, wat ‘kunnen’ betekent. Dat gegenderde ‘kunnen’ was in het verleden veel rijker geschakeerd aanwezig dan reductionistische voorstellingen graag doen geloven.

 

Dr. Henk de Smaele (Universiteit Antwerpen, Power in History: Centrum voor Politieke Geschiedeni)

Wat de toegevoegde waarde is van gendergeschiedenis voor de wetenschap? Die vraag blijft altijd maar terugkeren. Maar wat is de meerwaarde van sociale geschiedenis, ecologische geschiedenis, stadsgeschiedenis…? Zo’n vragen lijken te vertrekken vanuit een enigszins naïeve visie op een waardevrije ‘wetenschap’, waar ‘winst’ kan worden geboekt door het introduceren van een bepaalde invalshoek en waar de ‘relevantie’ van benaderingen in een hiërarchisch verband kunnen worden geplaatst. Wat er echt toe doet in samenlevingen vandaag en in het verleden, is in belangrijke mate ook een kwestie van overtuiging, van ideologie. Als feminist ben ik ervan overtuigd dat geslacht een cruciaal element is van sociale machtsrelaties. Tegelijkertijd zie ik hoe geslacht steeds opnieuw wordt uitgevonden en dus een historische constructie is. Uiteindelijk is dit idee ondertussen sterk verspreid onder historici, onder wie weinigen er nog lijken aan twijfelen dat gender “a useful category of historical analysis” is. In elk geval is Joan Wallach Scotts artikel met deze titel uit 1986 in de American Historical Review het meest geciteerde historische artikel ooit (volgens de rankings die ik recent nog onder ogen kreeg).

 

Prof. Dr. Kaat Wils (Katholieke Universiteit Leuven)

Goede historici (v/m) doen per definitie aan gendergeschiedenis. Zij stellen zich in hun onderzoek niet alleen de vraag naar de rol van mannen én vrouwen in het door hen bestudeerde verleden. Zij hebben ook oog voor de rol van gender als een structurerende, betekenis gevende categorie, die sociale verhoudingen en culturele representaties in het verleden mee heeft vormgegeven. Dit bewustzijn maakt hen ten slotte alert voor de wijze waarop de productie van kennis – inclusief historische kennis – vroeger en nu door gegenderde epistemologische opvattingen en professionele praktijken is gekleurd.

Maar zelfs in de ideale wereld waarin geschiedenis vanzelfsprekend ook gendergeschiedenis is en waarin elke historica/us met een kritische genderbril naar het historisch bedrijf kijkt, blijft het goed dat er een plaats is waar de aandacht onverdeeld naar de genderthematiek uitgaat, waar het vuur onverminderd blijft branden. Een plek waar je nieuw onderzoek leert kennen, een laagdrempelige publicatieplaats voor jonge auteurs, een nuttig en leuk netwerk voor genderhistorici van de Lage Landen…