De andere familielijn

De meeste familiegeschiedenissen volgen de lijn van het mannelijke geslacht: van vader op zoon. Dat is een gevolg van ons patriarchale familiesysteem, waarbij kinderen in de regel de naam van hun vader krijgen. Deze werkwijze leidt ertoe dat in veel van dit soort werken vrouwen slechts een bijrol spelen. Twee historici besloten onafhankelijk van elkaar dat zij een andere aanpak wilden kiezen, waarin vrouwen centraal zouden staan. Zo verschenen er in 2021 twee non-fictieboeken waarin de auteur onderzoek doet naar diens voormoeders in plaats van de klassieke voorvaders: De voormoeders. Een verborgen Nederlands-Indische familiegeschiedenis van Suze Zijlstra en Vrouwen van het land. Epos van drie dagloonsters van Theo Salemink.


/ Marieke Dwarswaard /

In De Voormoeders behandelt Zijlstra een periode van ruim driehonderd jaar. Ze wist dat een van haar verre voorvaders in dienst was gegaan bij de VOC, en dat hij in Azië gebleven was en een gezin had gesticht. Dit was niet ongebruikelijk, en in de regel waren de vrouwen waar deze mannen kinderen mee kregen en soms mee trouwden van Aziatische of Europees-Aziatische afkomst. Zijlstra ziet deze vrouwen, die zo lang onzichtbaar zijn gebleven in de geschiedenis, als portaal om zicht te krijgen op “de complexiteit van de verhoudingen tijdens de koloniale aanwezigheid van Nederland in de Indonesische Archipel”. (16) Het beter begrijpen van die verhoudingen is niet alleen van belang voor historici met een interesse in het gebied, maar ook voor de twee miljoen mensen in Nederland die een “directe historische band met de voormalige kolonie Nederlands-Indië” hebben.

Zijlstra is zich er als historica gespecialiseerd in de koloniale geschiedenis van bewust dat haar zoektocht niet makkelijk zal worden. Van veel van de vrouwen in haar stamboom weet ze alleen de naam en geboortedatum – van de voormoeder waar ze haar boek mee begint weet ze zelfs die basale gegevens niet. Ze kiest ervoor om niet helemaal de vrouwelijke lijn te volgen: in de eerdere hoofdstukken volgt ze de partners van haar mannelijke voorvaders Rosenquist, zodat het een verhaal van moeder op schoondochter wordt. Als ze dichter bij het heden komt volgt ze wel de vrouwelijke lijn. Om toch inhoud te geven aan de verhalen van vrouwen over wie in de archieven weinig te vinden is, moet ze soms gebruik maken van haar verbeelding en wat ze weet over andere vrouwen in een soortgelijke positie. Zijlstra reflecteert daarnaast uitgebreid op haar eigen positie in dit verhaal en haar relatie tot deze geschiedenis: “Hoe pas ik in die Nederlandse geschiedenis van migratie en koloniale macht, die geschiedenis van buitensluiting?” (18) Ze ziet haar emotionele betrokkenheid bij het onderzoek dat ze doet niet als zwakte, maar als kracht.

Het werk van Theo Salemink omvat een veel kortere periode: de zogeheten lange negentiende eeuw. Ook speelt het verhaal dat hij vertelt zich op een veel kleinere geografische schaal af dan dat van Zijlstra. In tegenstelling tot de grote Indische archipel waarover de familie van Zijlstra zich bewoog, leefden de drie vrouwen die Salemink beschrijft in een cluster van drie dorpjes die in elkaars verlengde liggen, tegen de Nederlands-Duitse grens aan. Tot zover de verschillen tussen de boeken. De belangrijkste overeenkomst is het gebrek aan bronnen dat over deze vrouwen te vinden is. Zijlstra had de uitgebreide VOC-archieven tot haar beschikking, maar daarin staan in de regel mannen centraal. Deze structuur van de VOC-archieven is vermoedelijk ook de reden dat zij ervoor heeft gekozen om in de vroegere generaties toch de mannelijke lijn te volgen. Het volgen van de vrouwelijke lijn zou niet werkbaar zijn. Saleminks belangrijkste bron voor het traceren van het leven van zijn voormoeders zijn de registraties van dopen, trouwen en begraven. Tot 1811 werd dit door de lokale kerken bijgehouden, daarna ontstond de burgerlijke stand. Net als Zijlstra lost Salemink de bronnenschaarste op door soms zijn verbeelding te gebruiken en soms andere bronnen aan te halen die indirect informatie geven over het leven van zijn voormoeders, zoals een beschrijving van de dagtaken van een boerenmeid. Zo ontstaat een beeld van drie vrouwenlevens waarin de grote maatschappelijke veranderingen maar weinig effect hadden op de dorpjes waar ze woonden en de werkzaamheden die ze uitvoerden.

Het gevaar van het gebruiken van verbeelding als speculatie in historische werken, is dat men te ver doorschiet. Dan wordt het meer een roman dan een non-fictieboek, terwijl dat niet de opzet is. Zijlstra trapt geen enkel moment in deze val en zet dit noodmiddel spaarzaam in, waardoor het op de momenten dat ze het wel gebruikt een zinvolle toevoeging is. Salemink is iets losser met het invoegen van speculatieve paragrafen, waardoor het boek soms wat stroperig en al te dromerig wordt.

Waar Saleminks familielijn – hij bespreekt zijn overgrootmoeder en haar moeder en oma – goed te volgen is, is dat in het boek van Zijlstra soms wat lastiger. Door halverwege het boek te wisselen van de moeder-schoondochter-lijn naar de moeder-dochter-lijn maakt ze het de lezer niet altijd makkelijk, maar zet ze wel aan tot nadenken. Ook geeft dit haar de gelegenheid om de verschillende complexe sociale posities waarin Aziatische en Europees-Aziatische vrouwen zich bevonden, uit te lichten.

Het lijkt erop dat Zijlstra en Salemink de term ‘voormoeders’ onafhankelijk van elkaar als term met veel historische potentie hebben gezien. Uit hun boeken blijkt dat de natuurlijke tegenhanger van het veel gebruikelijker ‘voorvaders’ inderdaad een zeer vruchtbare manier van onderzoek doen is, al gaat dat soms met wat meer historische kunstgrepen gepaard dan in de familiegeschiedenis zoals we die tot nu toe vooral kenden. Het zou mooi zijn als deze werken een aanmoediging zijn tot meer vergelijkbare onderzoeken en theorievorming over deze werkwijze. Deze boeken zijn in ieder geval aanraders: ze lezen allebei makkelijk weg en geven een goed beeld van interessante en soms tragische vrouwenlevens.


Suze Zijlstra, De voormoeders. Een verborgen Nederlands-Indische familiegeschiedenis (Amsterdam: Ambo Anthos 2021), 320 pp.

Theo Salemink, Vrouwen van het land. Epos van drie dagloonsters (Aalten: Uitgeverij Fagus 2021), 192 pp.

Marieke Dwarswaard (1996) werkt als promovenda aan de Rijksuniversiteit Groningen aan een familiebiografie over de Groningse familie Scholten (1840-1970). Ze is gespecialiseerd in moderne Nederlandse geschiedenis tot 1940, geschiedenis van sociale en socialistische bewegingen en gendergeschiedenis.